Begin augustus 1914 had het Britse kabinet, na veel wikken en wegen besloten om vier infanteriedivisies en een cavaleriedivisie naar Frankrijk te sturen. In totaal ongeveer tachtigduizend man, een belangrijk deel van het Britse leger maar gering, afgezet tegen de omvang van de daar strijdende Franse en Duitse legers.
Het was wel een goed geoefend leger bestaande uit beroepsmilitairen behorend tot regimenten met eeuwenoude tradities.
Ook wel ‘The Old Contemptibles’ genoemd, het ‘verachtelijk kleine legertje’, volgens de Duitse keizer Wilhelm II.
Het Britse leger, geleid door veldmaarschalk Sir John French zou zich positioneren aan de linkerflank van het Franse leger. Zijn instructies waren om voorzichtig om te springen met de in twee korpsen verdeelde British Expeditionary Force, BEF, en zich niet door de Fransen te laten verleiden om doldriest in de aanval te gaan. Rond 20 augustus was deze BEF gesitueerd rond de oude vestingstad Maubeuge aan de Belgisch-Franse grens. Vervolgens werd opgetrokken richting Mons, ruim 30 kilometer noordelijker gelegen in de mijnstreek en het industriegebied van de Borinage. De BEF zou gaan opereren aan de linkerkant van het Franse Vijfde Leger dat onder leiding stond van generaal Charles Lanzerac. Samen zouden ze de Duitsers wel uit België verdrijven. Het liep evenwel anders.
Nadat het Duitse leger op 4 augustus de Belgische grens had overschreden rukte het, in overeenstemming met het Von Schlieffenplan om Frankrijk in zes weken te verslaan, onverbiddelijk op. De rechtervleugel van de Duitsers werd gevoerd door het Eerste Duitse Leger onder leiding van generaal Alexander von Kluck en het Tweede Duitse Leger onder leiding van generaal Karl von Bülow.
Deze rechtervleugel moest uiteindelijk de Fransen in de rug aanvallen. Vanaf 20 augustus marcheerde het Eerste Duitse Leger met vier korpsen, ongeveer 150.000 man, door Brussel naar het zuiden, richting Mons. De volgende twee dagen zouden ze Britse patrouilles tegen komen.
Onzekerheid was troef. De Duitsers waren verrast bij Mons nú al de Britse troepen tegen te komen, men verkeerde in de veronderstelling dat ze nog aan de Kanaalkust aan het ontschepen waren. De Britten waren volkomen verrast door de omvang van de troepenmacht waar ze tegenaan waren gelopen.
Zo duidelijk als het later op kaartjes van het front zou worden voorgesteld, zo onduidelijk was in augustus 1914 voor de legercommandanten de situatie.
Met de Franse plannen ging het echter minder goed. Lanzerac’s Vijfde Leger leverde in de driehoek tussen de rivieren de Sambre en de Maas bij Charleroi en Namen strijd met het Tweede en Derde Duitse Leger en moest terrein prijsgeven. Hij wilde, ten koste van alles, voorkomen omsingeld te worden zoals dit, in 1870, het Franse leger bij Sedan was overkomen.
Veldmaarschalk French kreeg van de Fransen het verzoek een aanval te doen op de rechterflank van het Tweede Duitse Leger van Von Bülow om de druk op hun Vijfde Leger te verminderen, een verzoek waaraan French uiteraard niet kon voldoen. Maar French beloofde op 22 augustus wél de Duitsers bij Mons gedurende 24 uur tegen te houden. Daarmee manoeuvreerde hij zijn leger feitelijk in een onhoudbare positie.
Britse opperbevelhebbers zouden er tijdens de Eerste Wereldoorlog een gewoonte van gaan maken niet altijd de meest gelukkige beslissingen te nemen. Kortom, de slag om Mons kon beginnen.
De Britten hadden hun defensielinie ingericht langs het Mons-Condékanaal, dat verdedigd werd door het IIde Korps. Zij kregen op zondagmorgen 23 augustus de aanval van regimenten van drie Duitse korpsen – het IIIde, IVde, en IXde – te verduren, e.e.a. beginnend met een artilleriebeschieting gevolgd door een infanterieaanval in dichte gelederen. Net als bij Luik werd de Duitse infanterie in gesloten formatie tegen een defensieve stelling ingezet en werd er niet gemaald om de verliezen.
De Britse soldaten waren goed getraind in snel en accuraat geweervuur: 15 schoten per minuut was de standaard die een soldaat moest halen. Het effect op de Duitse aanvallers was als dat van een mitrailleurbeschieting en de herhaalde Duitse aanvalsgolven werden neergemaaid. Maar de druk werd voor de Britten te groot en in de middag moesten zij terugvallen op een tweede verdedigingslijn ten zuiden van Mons. Omdat niet alle bruggen over het kanaal konden worden opgeblazen kwam het Duitse leger massaal over het kanaal. De strijd bij Mons was toen in feite al beslist.
De Duitse druk werd te groot. Toen generaal Von Kluck zijn korpsen links en rechts van Mons liet optrekken dreigden de Britten omsingeld te worden. Het Franse Vijfde Leger aan de rechterkant van de Britten was bezig met de terugtocht, er ontstond een fors gat tussen de BEF en de Fransen zodat de Britten op een eiland dreigden te geraken.
Op 24 augustus trok de BEF zich vechtend terug richting Maubeuge en vervolgens nog verder naar Le Cateau, waar op 26 augustus nogmaals slag werd geleverd. De terugtocht zou in september eindigen bij de Marne, waar de Duitse opmars uiteindelijk tot stilstand kwam.
De slag bij Mons was slechts een onderdeel van wat later de slag om de grenzen werd genoemd. Vanuit dat grotere perspectief dient er ook naar gekeken te worden en niet als alleen maar een zelfstandige, Britse operatie. Het kostte de BEF op 23 augustus 1.600 man, op 24 augustus zelfs 2.600 man. Aanzienlijk, maar in geen verhouding tot de totale Franse verliezen in de slag om de grenzen. De Duitse verliezen van de slag bij Mons zijn onbekend gebleven maar worden hoger geschat dan van de Britten. Getallen van vijf- tot achtduizend man circuleren in de literatuur.
Veldmaarschalk French verloor zijn vertrouwen in de Fransen en zou voortaan wat minder snel ingaan op hun verzoeken. Generaal Lanzerac zou door zijn onvoldoende aanvallend optreden spoedig vervangen worden door de Franse opperbevelhebber Joffre. En ten slotte zou de stad Mons ruim vier jaar in handen blijven van de Duitsers.
Reactie plaatsen
Reacties